Blauw afval, groene waarde

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de stoffen die in garnalendoppen zitten een gunstige werking hebben op de natuurlijke weerbaarheid en vruchtbaarheid van bodem en gewassen. In dit project onderzoeken we het gebruik van garnalendoppen in de teelt van bloembollen en pootaardappelen.
Contactpersoon
Jeroen Noot

Greenport NHN

Projectleider

De bloembollensector en pootgoedsector zoeken actief naar manieren om de verduurzaming van de teelt mogelijk te maken. Vermindering van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen is hier onderdeel van. Het inzetten van een natuurlijke reststroom uit de regio past uitstekend in dit streven en draagt daarnaast bij aan het verduurzamen van de garnalensector. Vanuit beide sectoren wordt dan ook met belangstelling uitgekeken naar de resultaten van de pilots. Om het belang voor de sector te onderstrepen dragen LTO-fondsen en KAVB bij aan het project.

De werking van garnalenresten

Garnalendoppen bestaan voor een groot gedeelte uit chitine. Uit nationaal en internationaal onderzoek is gebleken dat dat chitine een selectieve anti-microbiële werking heeft en hierdoor de bodemmicrobiologie positief beïnvloedt. Chitine verbetert de bodemweerbaarheid voor diverse ziekten en plagen. Ook is aangetoond dat chitine in de bodem de aanwezigheid van aaltjes sterk kan verminderen. Juist in de bollen- en pootgoedteelt zijn aaltjes en diverse schimmels oorzaak van veel verlies.

>Lees ook: ‘Garnalendoppen als bodemverbeteraar’ (Nieuwe Oogst)

Gefinancierd door:

Partners

Fase 1: Opzet en doel van het onderzoek

Het doel van dit project is om te testen hoe garnalendoppen in de praktijk gebruikt kunnen worden in de teelt van pootaardappelen en bloembollen. Het project loopt tot 1 januari 2020 en de resultaten worden verwerkt in een eindrapport dat online beschikbaar wordt gesteld.

Het project gaat van start met de toepassing van garnalendoppen in de teelt van lelies en pootaardappelen. Uitvoering is in handen van Vertify in Zwaagdijk en Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA). In de proeven die door SPNA uitgevoerd worden, zal vooral gekeken worden naar de werking op schurft, rhizoctonia (Kollumerwaard) en erwinia (Ebelsheerd). Met name in de biologische teelt van pootaardappelen staat men te springen om methoden om vooral rhizoctonia tegen te kunnen gaan. De testen vinden plaats op zowel klei, als zandgrond, waarbij de doppen op verschillende manieren worden aangebracht om de optimale werking vast te stellen.

Garnalendoppen bij teelt aardappelen

Fase 2: Tussenverslag pootaardappelen eerste jaar

Het eerste teeltseizoen geeft enkele interessante uitkomsten, wat voldoende aanwijzing geeft om voor een volgend teeltseizoen deze proef met een zelfde proefopzet te gaan herhalen. De belangrijkste conclusies op basis van dit eerste jaar zijn:

  • Onbehandelde objecten lijken een hogere opbrengst te geven. Een lage dosering van garnalendoppen lijkt positiever uit te vallen m.b.t. de opbrengst.
  • Zowel voor de Rhizoctonia als de schurft aantasting zijn de verschillen tussen de objecten minimaal.
  • Objecten met een hogere dosering laten een niet significant lagere Erwinia aantasting op het veld zien.
  • De behandelde objecten laten een vertraagde opkomst zien, waarbij opgemerkt ze later in het seizoen een betere stand lijken te hebben.

Een aantal aspecten zal wellicht meegenomen kunnen worden bij het vervolgonderzoek. Zo kan de vloeibare versie als  knolbehandeling toegepast worden op het pootgoed voordat het gepoot wordt. Nader onderzoek kan ook inzicht leveren in het effect van de aanwezigheid van verschillende aaltjes in diverse proefveldjes. Het biologische principe achter het gebruik van garnalendoppen, zou een effect kunnen hebben op de aanwezigheid van aaltjes in de bodem.

Garnalendoppen in landbouw

Fase 3: Resultaten en conclusies

Pootaardappelen

Een hoge dosering chitine blijkt nadelig te zijn voor de opbrengst van het aardappelveld. Toepassing lijkt wel een sterk reducerend effect op schurft te laten zien. Mogelijk is het toepassingsmoment- of manier een belangrijk aspect om nader te bekijken. Als de garnalendoppen niet direct bij de knol liggen (volvelds), kan dit het nadelige effect op de ontwikkeling van de aardappel veranderen, waarbij het mogelijk gunstige effect op schurft behouden zou kunnen blijven.

>Download: 'Totaalvergelijk garnalenproefvelden aardappelen'

Tulpen en lelies

De conclusies uit de proeven met lelies zijn hieronder samengevat. Voor de proeven met tulpen, zie de downloadlink hieronder.

Proef bemesting

  • Het stikstofniveau werd door het gebruik van formuleringen pellets en garnalendoppen verhoogd. Bij de vloeibare formulering was dit niet zichtbaar
  •  Een hogere dosering leidde tot een hoger stikstof niveau.
  • Het toedienen van de halve dosering stikstof en kali leidde tot lager stikstof- en kaliniveau. De voorraad bleef op een aanvaardbaar niveau. De opbrengst van de halve dosering stikstof en kali was vergelijkbaar met de 100% dosering.
  • De vloeibare formulering was ook bij de hoogste dosering veilig voor het gewas.
  • De pellets en garnalen veroorzaakte vooral bij de dosering 1000 en 2000 kg/ha een lagere opbrengst.

Proef bodemaaltjes

  • Alle behandelingen hadden geen effect bij een hoge Trichodoridae-druk.
  • De veurbehandeling lijkt de aaltjesdruk positief te beïnvloeden.

>Download: eindrapportage 'Inzet van garnalendoppen in de teel van lelies'

>Download: eindrapportage 'Inzet van garnalendoppen in de teel van tulpen'

Dit project is afgerond.

Chitine voor landbouw